360. Pleiziertogtjes rondom de wereld. In het Leeskabinet van 1835 lees ik, dat men in de Engelsche nieuwsbladen eene advertentie heeft geplaatst, volgens welke er te Liverpool een schip in zee zou gaan, hetwelk de reis rondom de wereld zou doen, en waar passagiers, tegen betaling van £ 150 of f 1800, zouden worden opgenomen, terwijl, indien de zaak bijval vond, alle zes weken een dergelijk schip zou vertrekken. Men vraagt of er zich liefhebbers genoeg hebben opgedaan, dat de ondernemer het plan kon volvoeren, of dat het misschien bij de eerste reis is gebleven en welligt ook deze niet eens heeft plaats gevonden. H. W. K. 361. - Philemon, zoon van Heraclides in Mad. Wyttenbach's »Banquet de Léontis". Op de lijst der personen, die in het bekende werkje van Mevr. WYTTENBACH, getiteld: Banquet de Léontis, aan het feestmaal deel namen, staat onder anderen: PHILEMON fils d'HERACLIDE, en daarachter: Voyez la Philomathie de THÉAGÈNE (le Prof. WYTTENB.) III, p. 259. Ik sla deze plaats op, in de meening van aldaar den waren persoon, die onder den naam van PHILEMON ingevoerd wordt, te zullen aangewezen zien. Te vergeefs. Welk verband er tusschen dien PHILÉMON en de plaats in WYTTENBACH's Philomathia bestaat, blijft mij een raadsel. Schuilt er ook eene fout in de aanhaling? Die daartoe in staat is, helpe mij te regt. J. C. D. Schilderij van Rembrandt. In den Aljem. Konst- en Letterbode van 20 Mei 1842, 362. N°. 21, geeft de Heer BODEL NYENHUIS een verslag van het vinden eener schilderij, geteekend R. VAN RIJN 1617, een landschap met een steenen molen voorstellende. Zij was bij het afbreken van een huis te Schiedam, van achter een papieren schoorsteenstuk te voorschijn gekomen. Het verslag eindigt met den wensch dat deze schilderij niet door een Overzeesch vreemdeling veelligt voor altijd aan den vaderlandschen bodem ontvoerd moge worden. Wat is er van dit stuk geworden? J.C.D. 363.-Opdonderen. Dit woord komt voor in den zin van opkomen. »Eergister hier ondert landt vernomen het Enchuyser Galjoot Emloo dat in zee gesteeken was en dierhalver alle dagen staat op te donderen", leest men in het nog gedeeltelijk onuitgegeven Dagverhaal van den Wel Ed. Heer JAN VAN RIEBEECK, Commandeur aan de Kaap de Goede Hoop, 1652-1662. Van waar deze vreemde benaming? -- LABORANTER. 364. De Bisschop van Roermond en de Heer van Trieste. WAGENAAR maakt in zijne Vaderl. Hist., Dl. XIX, bl. 221, melding van een' twist tusschen FRANÇOIS LODEWIJK, Bisschop van Roermond en JOAN FRANÇOIS D'EISCHEN, Heer van Trieste, in het ambt van Montfoort, in 1736, welk geschil vrij hoog liep, zoodat de Staten daarin betrokken werden. WAGENAAR zegt echter, dat het gevolg dezer zaak niet te zijner kennis is gekomen. Misschien weet een der Navorschers er meer van, en het zou welligt niet onbelangrijk zijn den uitslag te kennen. 92-9. 365. Baron Syberg. Onlangs in VAN EFFEN, Hollandsche Spectator, bladerende, viel mijne aandacht op het verhaal van zekere doorluchtige zeldzame en bijkans onbegrijpelijke personaadje, die destijds October 1732ons land bereisde. Hij was Baron SYBERG genaamd, gaf zich zelven den titel van Magus Christianus, en verstond, naar nien beweerde, de kunst van goudmaken. Zie Spectator, Dl. IV, bl. 73—75, 249. | Is er ook iets meer van dien reiziger bekend, met wien men destijds nog al op scheen te hebben? 92-9. 366. Rellstab's Geschiedenis der Convulsionaires. RELLSTAB spreekt in zijn Parijs in 1843, Dl. II, bl. 174, van de sekte der Convulsionaires, die in het midden der vorige eeuw te Parijs groot opzien verwekte. Hij zegt jaren geleden de geschiedenis dier sekte behandeld te hebben. Is die niet in het licht verschenen? Kunnen HH. Navorschers mij dan omtrent dit punt niet inlichten? THEODORIK. 369. Sylvain Maréchal. Algemeen bekend is van dezen dichter het volgende couplet, dat gezegd wordt het bekroonde antwoord te zijn op zekere prijsvraag, door een letterkundig genootschap uitgeschreven: Qu' est-ce que Dieu ? Loin de rien décider de cet Être suprême, Gardons en L'adorant un silence profond; Le mystère est immense, et l'esprit s'y confond: Pour savoir ce qu' Il est, il faut être Lui-même. Weet ook iemand eenige nadere bijzonderheden aangaande de uitschrijving dezer prijsvraag en dezen dichter? N. C. S. 371. Spreekwijzen. Het is in de es, zegt men, als men eene zaak, die niet in den haak (d. i. haag, cirkel) was, of waaromtrent men verschil had, in orde heeft gebragt. Heeft dit ook eenig verband met ons as, latijn axis, spil, rustpunt? Of behoort het tot het latijnsche esse, wezen, zijn, en beteekent het dus: het is in zijn cirkel, standpunt gekomen, het heeft zijn wezen, zijn bestaan gekregen, of is het iets anders? D. H. H. FESTUS vero calones vocat calceos e ligno factos". Wie der HH. Navorschers kan mij omtrent deze dragt, én wat hare oudheid betreft, én wat haar gebruik bij andere volkeren aanbelangt, inlichting geven? L. D. R. 374. · Eerste bestrating van wegen in Zeeland. Bij de tegenwoordige verbeteringen van wegen, vooral ook in Zeeland, vraagt men, wanneer en welke wegen in deze provincie het eerst bestraat werden? P. FRET. 375. Barend Lampe. Wie meldt mij eenige levensbijzonderheden van dezen Amsterdamschen Geneesheer? Ik weet alleen dat hij in de XVIIde eeuw leefde. M. P. C. W. 376.-Agathopeden. Eenigen tijd geleden vond ik ergens melding gemaakt van een geheim genootschap, onder den naam der Agathopeden. Te vergeefs heb ik in al wat onder mijn bereik viel nagevorscht om er iets meer J. M. van te weten. 377.-Georgius Gentius. Wie was GEORGIUS GENTIUS, die uit het Orientaalsch in het Latijn overgezet heeft: Rosarum Politicum de Persico, en in 1654 in het Nederduitsch vertaald is door THYMON HOUTHOUCK, boekdrukker te Amsterdam. . R. E. 378. Ludovicus Viadanus. Wie was LUDOVICUS VIADANUS, die in 1605 den generalen bas heeft uitgevonden. Hij wordt vermeld in een werkje dat in 1780 te Utrecht verscheen, en waarover een verslag geleverd is in de Vaderl. Letteroefeningen van laatstgemeld jaar? R. E. 379. Overwinning te Ludiczi. In eene stadsrekening van Leyden, Ao. 1413, leest men: » Doen men die p-cessi dede in ghedenckenesse der Victori te Ludiczi, xiij van den Gerechte, den clerc, ij boden, ij knechts, ele i m ̃ wyns, die st(oop) iiij pl. fac. xliiij B. Men vraagt welke veldslag hiermede bedoeld, en waar dat Ludiczi gelegen is. Misschien behoorde er gelezen te worden Victori te Ludic, »zi xiij, enz." (in den zin van: "die 13 van den Gerechte")? . R. E. 380. Aventroot's "Send brief aen den Koning van Spangien". Men verlangt bijzonderheden omtrent den schrijver, en of er van dezen zendbrief andere uitgaven, ook in vreemde talen, bekend zijn? J. L. A. I. 381. Emanuel van der Hoeven. EMANUÜL VAN DER HOEVEN, agent van den Hertog van Saxen enz., schrijver van het in 1706 te Amsterdam uitgegeven werk, getiteld: Hol 382. — Laijcken, Laijken of Leijcken. Aan DE NAVORSCHER wordt, kan 't zijn, beleefdelijk antwoord verzocht op de volgende vraag: Wat beteekenen Laijcken, Laijken of Leijcken, Vegen en Schoeven? De beteekenis van de twee laatste woorden is niet zoo twijfelachtig als die van het eerste; althans verstaat men er heden ten dage nog door: het afsnijden of uitrukken en het wegruimen van gewassen in vlieten en watertogten. Op grond van de verbinding, waarin het woord Laijcken met Vegen en Schoeven gewoonlijk voorkomt, willen sommigen aan dat woord de beteekenis van Uitdiepen, Uitbaggeren gehecht hebben, 386. Theophilus Rubema. Weet men eenige bijzonderheden mede te deelen omtrent THEOPHILUS RUBEMA, RUBBEMA of ROBEMA, een Fries van geboorte, die te Parijs, Rome en Cambridge had gestudeerd, en na gedaan verzoek, op den 3den Nov. 1587 als schoolmeester te Leyden werd aangesteld, om er in het Latijn, Fransch en Nederduitsch te mogen onderwijzen? ..R. E. 387.- Verval der Nederlandsche Zeemagt. MARTINET, van onze zeemagt sprekende, zegt op bl. 561 van zijn Vereenigd Nederland, Amst. 1788. »De Admiraliteiten hebben nooit eene vaste bepaling gemaakt, hoeveel schepen men in zee zou houden in tijden van vrede, soms besloot men er 60, op andere tijden 44, ook wel 96 in gereedheid te houden. Wij hebben er thans minder op den oceaan, maar wij kennen ook een tijd waarin alleen één scheepje van 20 stukken kanon de Hollandsche vlag op zee liet waaijen. Dit is inderdaad verbazend en naauwelijks te begrijpen". Is die meening gegrond, en zoo neen, wat Geen werk over het zeewezen bij de hand beteekent dan het woord Laijcken, Laijken of hebbende, wenschte ik te worden ingelicht, Leijcken? 383. Wen. In de Keuren van Kennemerland lees ik: "dat hem niemandt en vervordere, t zy oude ofte jonge luyden, mitsgaders oock heure kinderen te eysschen ofte halen Wen by de goede luyden huysen, oft oock insgelycks Wen te brengen, soowel aen de vrienden als aen de vreemden, 't elcken reyse op de verbeurte van drie Kennemer ponden, te verbeuren by de gene die sulcx bevonden sal worden gedaen te hebben". Gaarne was ik ingelicht over het gebruik of misbruik, waarvan hier sprake is. H. 384. - N. J. Honigh. In mijn bezit is een portret van D. NICOLAUS JOANNES HONIGH, Consul Flissinganus, in Collegio Ordinum Zeelandiae Questor etc. Obijt 1655. MIEREVELT pinx., WEBBER del., G. VALCK sculpsit, overigens zijn wapen, en het omschrift: »Heureuse vie, n'est sans envie". - Zou men over dezen NICOLAAS JANSZ HONIGH en zijn geslacht, ook eenige inlichtingen kunnen geven? LA RUE, Gelett. Zeeland, vermeldt zijn zoon, JOHAN, Ridder, Schepen en Raad der stad Middelburg. -n 383. — Gilles de Blyde. Deze Chirurgijn, een Fries, te Dockum geboren, woonde in 1588 te Utrecht. Den 3den Febr. 1588 verzocht hij aan de Leydsche Regering om zijne »Conste van chirurgie alhier te operéren", en in de stad te mogen komen wonen. Aan dit verzoek werd ook voldaan. Men vraagt of er van dien Fries bijzonderheden zijn mede te deelen? ..R. E. wanneer een zoodanig verval plaats had? 92-9. 388.-Windhoutzaagmolen van Alb.Sweers. Ik vond ergens dat het Hof van Gelderland in het jaar 1618 aan ALB. SWEERS te Nymegen octrooi verleende tot het zetten van een Windhoutzaagmolen aan de Nieuwe Grift, tusschen, Nymegen en Arnhem, als hebbende hij geïnventeert een nieuwe manyer om holt door wyntmoelens te sagen, sulx hyer te lande noit gepractiseert geweest was. Was dit werkelijk de eerste houtzaagmolen in ons land, of kan men mij nader en beter inlichten dan mijn oude berigtgever? P.N. 389. Het Hulle-Wulle-Waaitje, is eene plaats in de Overbetuwe, provincie Gelderland, tusschen Kesteren en Lienden. Het landvolk vertelt elkander aldaar allerlei sprookjes, o. a. dat aldaar soms een ijzeren veulen rijdt. Kan iemand den oorsprong van dien naam opsporen, die waarschijnlijk met eenige, niet onbelangrijke volksverhalen of legenden verbonden is? P.N. 390. Mr. Christophorus Spindler heeft tweemaal, als tolk, met WILLEM BARENTS VAN DER SCHELLING de reis naar het Noorden mede gemaakt. In een getuigschrift, hem door de Staten van Holland op den 9den April 1596, in het latijn gegeven, wordt hij genoemd Mr. CHRISTOPHORUS SPINDLERUS, Rubeanus Carniolanus. Aan de Leydsche Hoogeschool zijnę studieën voleindigd hebbende, vermeldt hij zelf in eene nog voorhanden zijnde dissertatie, dat hij deelgenoot van de bedoelde reizen is geweest. Men vraagt eenige bijzonderheden over dien Slavoon. ELSEVIER. tog van Saksen, 345. A. (A.&) 't Huis Blikkenburg, 150. Op de Bommelsche Mutsen- Pieter van den Broek, 233. Om een Haverklap", 181. Gysbertus Masius, 179. - Roodkoperen plaatje met Pal- P. van Ray, J. van Gorcum, 340. Het geslacht van Wouw, 121. - Christoffel van Zwol of Swol, A. (A. S.) te Punjanb. De Hol- A. (C. &) Bink, 288. 't Geslacht Dickbier, 128. 190. Het geslacht van Eze, 190. -'t Groot Hoorns, Enkh., Alkm. Het geslacht van Harencar- -Emanuël van der Hoeven,383. A. (C. &) De Kastelein van U- | Aa. (A. J. v. d.) Petrus Camper, De Gravin van Kingston,224. Jan Lobé of Lobbe, 188. Het wapen der van Oosten's, 159. Togt van Philips, Graaf van De familie Ravensberg, 160. 63. Deken van Ronse, 36. Het geslacht Tromp, 12. ,,Loop naar St. Velten", 222. Het geslacht van Wachen- Bewoners van Welna in 1650. Johan van der Wijck, 314. A. (F. J S.) Borstbeeld met eene A. (M. F.) Vertalingen van Juve- A. Oorspronck van den Raadt van A horse! a horse! my kingdom Aa. (A. J. v. d.) Petrus Abresch, 272. Vers op het vignet boven de Bacchus in de spreekwoorden- Grafschrift op Mr. J. Beets. 344. Johannes Bollius, 379. 322. François Caron, 141. Verdediging van Egmont en Vertalingen van Juvenalis, 304. Het Kaarsje springen op Drie Monferland, 335. Hervormde gemeente van ter Odemarus, stichter van Oot- Nederlandsche Porceleinfa- Verduitscher van „Don Qui- Het Leydsche Gymnasium; Andries Schraver, 125. Prins Willem en zijn Hof, senburg, HSS. en berigten over Abresch (Petrus), 272. ,, Accoord van Putten", 40. Accurata Utopiae Tabula", 323. Acten (Verlijding van vrijwillige) Adam's val (Voorstelling van eenen hond in plaats van de slang Adelaar (Geslachtswapen met), dation of Content" in de), 96. 222. Aelten (Godeschalk), 169, 170. 192. Aerts (Johannes Jacobus), 258. Akerlaecken (Berkhout, Maria Al is ons Prinsje nog zoo klein", 31. Alba (Spotschrift op het zwaard is het kermis in de hel, in de Als het regent en de zon schijnt 103. "Als het regent en de zon schijnt bakken de heksen pannekoe- Altaarstuk door P.D.G. Ao. 1633, 224. Altena (Het geslacht van) enz., 208. Altena's (Verlangde Geslachtwa- Alva te Antwerpen (niet Brussel) Alven" (,, Ons Patroon van), 210. (Czaar Petersen J. C.). Van Amor Nummi", 192. gelische Gezangen, 291. Amstel (A. en J. Ploos van), 141. Amsterdam (Erasmus over), 197. Ancker (Het quae) slachten, 318. Anna (Sint) Schapraai, 31. bloed," 107. |