Page images
PDF
EPUB

'de vriendelijke natuurtooneelen, die het te genieten geeft, bij de kennismaking met zulke schoone karakters en waarlijk edele zielen, als die zijner handelende personen, ziet men gaarne enkele niet zoo aantrekkelijke of moeielijk te begrijpen bladzijden over het hoofd. De vertaling is hier en daar wat stroef, misschien wel wat al te woordelijk het oorspronkelijk gevolgd.

P. J. Diehl te Utrecht gaf uit: Twee Bruiden, naar het Hoogduitsch van Golo Raimond door Engelina, een roman van niet zeer uitgebreiden, maar degelijken inhoud. Alleen zou men kunnen vragen, of niet, zonder aan de geschiedenissen te kort te doen, van dit eene verhaal er twee zouden kunnen gemaakt zijn. 't Bevat twee schoone en boeiende novellen, maar geen verband

is tusschen die twee op te merken, dan dat de beide heldinnen, de ,,twee bruiden", vriendinnen zijn. 't Boek verdient overigens alle aanbeveling en laat na de lezing een verheffenden indruk achter.

,,Auerbach's jongste werk, Brigitta" zegt Van P. in de voorrede zijner vertaling van deze vertelling ,,is door de meeste gezaghebbende Duitsche critici onder het beste gerangschikt dat hij geschreven heeft". De talrijke vereerders van Auerbach in ons vaderland zullen zich ongetwijfeld in de verschijning van dit nieuwe werk van den gevierden Auteur verheugen, en zij zullen zich de hernieuwde kennismaking niet beklagen. De heldin, eerst eenvoudig landmeisje, daarna door harde levenservaring en verstandig nadenken gerijpte vrouw, vertelt zelve hare geschiedenis, die natuur en waarheid is van 't begin tot het einde.

Over eene volgende uit het Duitsch vertaalde „,novelle", Rudolf van Herman Presber, schijnen eveneens de critici eenstemmig te zijn in hun lof. Eene geheele rij van gunstige getuigenissen, overgenomen uit de voornaamste Duitsche tijdschriften en letterkundige bladen, werd door den Uitgever H. J. ter Gunne naast den titel overgedrukt. Het zou ons niet verwonderen, als deze algemeene bewondering eenigszins toegeschreven moest worden aan de omstandigheid, dat het verhaal ons verplaatst in de jaren 1865-1871 te midden van de staatkundige beroeringen over de Duitsche eenheid en de Pruisische hegemonie.

Rudolf, een jong, geestdriftig advocaat, later journalist en afgevaardigde, staat als vertegenwoordiger van het jonge Duitschland tegenover Graaf Rauendorf, zijn weldoener en den vriend zijns vaders, daarna ook zijn gelukkigen medeminnaar. De karakters zijn goed geteekend; de handeling is levendig en natuurlijk. Over het geheel ligt eene humoristische tint verspreid. Enkele germanismen ontsieren de vertaling.

Van Erckmann-Chatrian werd uit het Fransch vertaald door W. Koning: Grootvader Lebigre en twee andere novellen. Het titelstuk, dat verreweg het grootste gedeelte van het boek inneemt, vond in het vorige jaar reeds plaats als feuilleton in de N. R. Courant. Grootvader Lebigre is een heftig vijand van de Jezuïeten. En geen wonder: ze hebben hem zijn Voltaire en het vertrouwen zijner zuster ontstolen en twist en wantrouwen in zijn huis gebracht. De hoofdstukken VIII en IX, vermeldende, hoe zijn kleinzoon Lucien zich aan de academie gedraagt in zijne amourette met Marguérite, zou ik wel als feuilleton in een studentenblad geplaatst willen zien. Van de twee novellen,

Het van grootmoeder en aan dit verhaal toegevoegd: De drie minnaars visioen van Mr. Nicolaas Poirier, is het eerste heel grappig, het laatste nog al zonderling. Aan leesgezelschappen en volksbibliotheken zij dit goed vertaalde boek ten zeerste aanbevolen.

De

Naar het Fransch van G. Tissandier door Jo. de Vries werd uitgegeven door H. D. Tjeenk Willink te Haarlem: De martelaars der wetenschap. vorm en de illustratie doen denken aan de uitgaven der Wonderreizen van Jules Verne. De inhoud is minder phantastisch, maar rijker. In nog geen 200 pagina's wordt de lijdensgeschiedenis verhaald van meer dan honderd dier kloeke strijders en onvermoeide denkers en arbeiders, die de slachtoffers 't Is een kostelijk geworden zijn van hun ijver voor waarheid en verlichting. boek voor jongens, als ze door al te veel lichte lectuur nog niet voor een genot, als hier wordt aangeboden, onvatbaar zijn geworden; kostelijk niet minder voor den aankomenden jongen man, voor velen, die het leven alleen Een als een tijd van vermaak en gebeuzel beschouwen, om er den verheffenden indruk uit op te doen, dat ,,werken en denken en leeren" leven is. goed boek voor allen, als ligger, om zijn schat van wetenswaardigheden; als eene vingerwijzing ook voor schrijvers van geschiedboeken voor de jeugd, dat de historie der menschheid niet alleen bestaat uit eene reeks bloedige veldslagen en vreedzame (?) annexatiën, máar vooral uit de resultaten van het denken en arbeiden der groote geesten en genieën aan de schoone werken des vredes. De heer De Vries heeft een goed werk verricht, waarvoor velen hem dank zullen weten.

Nog liggen vóór mij twee uit het Engelsch vertaalde werkjes: De vrouwe van Provence van A. L. O. E. en Een doornig pad door Hesba Stretton. vertaald door Mevr. W. Doedes Clarisse. Het laatste, met plaatjes, werd Beide werkjes dragen het karakter der tractaatjes-lectuur, gelijk de namen Het eerste verhaalt ons de geschiedenis der auteurs reeds doen vermoeden.

van een vroom en goed Engelsch meisje, dat, wijl zij slechts ,,in den Heer" huwen wil, het aanzoek van een edel jongeling, dien zij lief heeft, maar die een vrijdenker is, afslaat en daarna, om haar vader uit eene netelige positie te redden, als dienstbare naar Frankrijk trekt. Daar, in de woelige tijden der Revolutie, onder allerlei strijd en lotwisseling, vindt zij eindelijk het loon voor hare vroomheid en braafheid in een huwelijk „,in den Heer" en misschien nog meer in de zelfvoldoening, van hare meesteres, eene goede Katholieke, tot het Engelsche orthodox-Protestantsche geloof te hebben bekeerd.

't Hierboven vermelde overtreffende, zoowel in taal, stijl en karakterteekening als hierin, dat de tendenz niet zoo op elke bladzijde te voorschijn treedt, moet nog genoemd worden het werkje van Hesba Stretton. 't Behandelt voornamelijk de geschiedenis van eene vrouw, die, door wanhoop gedreven, haar kind verliet, en van een Londenschen straatjongen, die zich, met bewonderenswaardige zelfverloochening, het lot van dat kind aantrok.

Het verhaal zou werkelijk schoon zijn te noemen, als niet telkens het leerstuk der verlossing er als met de haren werd bijgesleept. Immers, noch Don, de straatjongen, noch Juffrouw Clack weten iets af van de leerstukken der kerk, als ze reeds op treffende wijze toonen verstaan te hebben het gebod:,,Hebt uwe naasten lief als uzelven." Even min als de edele figuur

van,,de vrouwe van Provence" er iets grooter door worden kon, dat ze van Roomsch Protestantsch werd.

In de kringen, waarvoor deze werkjes vertaald werden, zullen zij zeker met graagte worden ontvangen en dan wenschen wij vooral lezers toe aan dat van H. Stretton, dat ook nog eene ernstige aanklacht bevat tegen de officieele Engelsche werkhuizen-philanthropie.

A.

TÉPÉ.

Moschko van Parma. De geschiedenis van een Joodsch Soldaat, naar het Hoogduitsch van K. E. Franzos, Schrijver van,,De Joden van Barnow" enz. Arnhem, K. van der Zande, firma Stenfert Kroese en Van der Zande.

[ocr errors]

,Wat in dit boek verteld wordt is niets anders dan de levensgeschiedenis van een arm, onbeteekenend man, die in een vergeten hoekje van de wereld geboren werd, en daar, na velerlei zwerftochten en lotgevallen ook kwam te sterven, eenzaam en ellendig gelijk hij geleefd had". Met deze woorden vangt het boek aan en zij geven in het kort den inhoud op van dit geschrift. De hoofdpersoon is een Jood, Veilchenduft geheeten, die in de Jodenwijk van Barnow in Oostelijk Oostenrijk geboren werd en wel in het kleinste en vuilste hutje van de donkere steeg in het Ghetto. Hij was de jongste der zes spruiten van zijn vader Abraham en niet zeer welkom in het armoedig gezin. Zijne geestesgaven waren in zijne jeugd minder ontwikkeld dan zijue buitengewone lichaamskrachten. Ofschoon zijne levensgeschiedenis niet zoo bijzonder merkwaardig was, houdt zij ons toch met belangstelling bezig.

De toestanden van het land, waarin de geschiedenis voorvalt, zijn in de tweede helft van deze eeuw veel veranderd. Dit behoort men bij de lezing van dit boek in acht te nemen, om niet op vermeende onwaarschijnlijkheden te stuiten.

Aan humor en geestige scherts ontbreekt het in dit boek even min als aan ernst en menschenwaardeering. De Joodsche toestanden tegenover de Christelijke zijn met der zake kundig talent beschreven.

Dat het gebrek lijden hardvochtig maakt, zien we ons hier in meer dan één voorbeeld voorgesteld. In een treffend voorval tusschen twee gelieven wordt ons aangewezen, dat het geloof vaak een hinderpaal is voor de liefde, ja, dat door godsdienstig vooroordeel de liefde in strijd met het geloof kan geacht worden, zooals het geval was met de Christin Kisia, die zich troostte over hare hopelooze liefde voor Moschko, den Jood, omdat zij haar geloof zooveel hooger stelde en hare vroomheid de bron stopte van het natuurlijk gevoel.

Door hen, die zich boven dat vooroordeel wisten te verheffen, wordt hulde gebracht aan de zegepraal van het menschenverstand en de menschelijkheid. Na een leven vol worsteling en strijd sterft Moschko van Parma in den mannelijken leeftijd, maar als een in den oorlog verminkte en door smart uitgeteerde grijsaard.

Er staat geen steen met zijn naam op zijn graf, al werd hij op het Joodsche kerkhof begraven. Geen steen met zijn naam! En dat was toch zoo noodig; anders kan de engel, die de dooden opwekt bij het laatste gericht, den naam van den doode niet lezen en dien noemen voor God.

Maar wat zijne geloofsgenooten hem ontzegden, dat deden zijne vrienden

op andere wijze. Zij zorgden ervoor, dat hij niet aan de vergetelheid werd prijsgegeven. Zijn graf werd trouw verzorgd en van den eersten lentedag af tot laat in den herfst bloeiden er de schoonste bloemen.

H.

Onder welken Heer? door E. Lynn Linton. Uit het Engelsch door C. Baarslag. 2 Dlu.
Haarlem, de Erven F. Bohn.

In dit verhaal van de treurige uitwerkselen van godsdienstige dweperij hebben we met geheel Engelsche toestanden te doen. Is 't op zichzelf niet onbelangrijk. dezen meer van nabij te leeren kennen, wij achten het in een ander opzicht niet van belang ontbloot, ze in onze dagen, ook in ons Vaderland, openbaar gemaakt te zien. De romantische vorm van dit geschrift moge daartoe het zijne bijdragen.

Wel heeft het strenge ritualisme, zooals het in Engeland bestaat, hier nog geen wortel geschoten, toch zijn er teekenen des tijds, die wij niet zorgeloos uit het oog behooren te verliezen.

Ongeloof en bijgeloof, kennis als hoogste macht en verblindheid van het fanatisme, ziedaar de onderwerpen, die in dezen degelijken roman behandeld worden met een diepen blik in de bewegingen en roerselen van het menschelijk hart.

Richard Fullerton is de man van het weten, materialistisch in zijne wijsgeerige beschouwingen, tegen alle geloofsgezag evenzeer gekant als tegen kerkelijke heerschappij. In handel en wandel is hij een edeldenkend, streng zedelijk levend man, die van elke ondeugd af keer heeft, zichzelf verloochenen en zware offers brengen kan.

De fanatieke prediker Lancelles is een der ijverigste voorstanders van het strenge ritualisme, dat van het R. Katholicisme hoofdzakelijk onderscheiden is door het niet erkennen van den Paus. Dat hij de hedendaagsche wetenschap verachtte, aan den hedendaagschen vooruitgang twijfelde en tegen elken Vorm van geestelijke vrijheid was, laat zich denken. Zijn optreden in eene gemeente, waar de onnadenkende meerderheid onverschillig en de denkende minderheid ongeloovig was. kon niet zonder invloed blijven en moest strijd uitlokken, zooals we dat in al de nevenpersonen, die hier opgevoerd worden, kunnen opmerken.

Misschien is er in Linton's werk wel wat overdrevens, maar helder is in het licht gesteld, waarheen en waartoe godsdienstige dweperij voeren kan. Doch dwepen kan men ook, zooals we er hier voorbeelden van aantreffen, met het kennen en weten, als men alleen de almacht van menschelijke kennis en wetenschap huldigt; dwepen kan men ook met het stoffelijke, als men, daarvan uitgaande, daarbij alleen stil blijft staan en met het geestesoog het hoogere en geestelijke niet zoekt na te sporen.

Wat

Wij bevelen dit goed vertaalde boek den nadenkenden lezer aan. minder wijdloopigheid zou er geene schade aan gedaan hebben. De behandelde onderwerpen zouden daardoor niet aan waarde hebben verloren.

[ocr errors][merged small]

MENGELWERK.

IDA'S AANBIDDERS.

>>Zoo? vindt je werkelijk, dat ik betere thee schenk dan andere dames? Laat ik je dan nog een kopje geven," zeide Ida van der Smizzen lachend en schonk tegelijk haar gast nog eens in.

Deze keek met belangstelling naar hare handeling; hij zag, hoe zij het schoteltje met de linkerhand vasthield, hoe zij met de rechter eerst een lepeltje suiker in het kopje deed, er daarna de thee en vervolgens de melk bijgoot. Door die verschillende kleine bewegingen kon hij de elegante ronding van hare armen, de fijne polsen en de blanke handen beter dan anders bewonderen, en toen zij hem eindelijk het ingeschonken kopje toehield, sprak hij, zonder het dadelijk aan te nemen: »>0, Ida, als ik durfde. . . .'

[ocr errors]

>> Wat dan?" maar nog bijna voordat zij deze vraag had uitgesproken, was hare hand gegrepen en drukte de bezoeker er een kus op. >> Malle jongen!" riep zij uit, hare hand losrukkende.

>>Och, wees toch niet boos, Ida, maar ik kon het niet laten. Ben je boos?"

>> Wel neen, waarom?" klonk de wedervraag, terwijl zij weer ging zitten en hem even lachend aankeek; »maar," liet zij er toen op volgen, terwijl zij hare oogen neersloeg en hare stem een weinig liet dalen, »doe het niet weer, hoor, want . . want dan zoudt ge wel eens iemand jaloersch kunnen maken."

>> En wien dan?" vroeg de knaap.

[ocr errors]

»Ja, als je dat eens wist. Nu, maar waarom zou ik ook een geheim voor je hebben? Ik weet, dat gij geheimen kunt bewaren. Zie eens hier..." en bij deze woorden trok zij aan een zwart koordje, dat zij om haar hals droeg en waaraan iets hing, dat ze geheel tusschen haar kleedje hield verborgen. »Kunt ge die letters lezen?" vroeg zij, hem een smal gouden ringetje voorhoudende.

>>Wat staat erop?" luidde zijne vraag. Hij scheen geen lust te hebben, den ring aan te raken.

« PreviousContinue »