Page images
PDF
EPUB

opvoedster wordt verzuimd. De gezegende uitvinders van naai- en breimachines hebben ervoor gezorgd, dat de meer begaafden onder de vrouwelijke jeugd tijd genoeg zullen overhouden, om zich te wijden aan bezigheden, die meer strooken met haar smaak of bijzonderen aanleg; maar de school zal dan éérst gezorgd hebben, dat zij, onafhankelijk van anderen en tot groot gerief van papa's beurs, het noodzakelijkste knip-, naai- en breiwerk zelven kunnen verrichten.

Tot hiertoe hadden wij nog meer bepaald het oog op meisjes uit den beschaafden, gegoeden stand; maar ieder, die belang stelt in de volksklasse, in het gezin van den werkman, weet, hoe oneindig veel meer dáár nog afhangt van de netheid en handigheid, de orde en zuinigheid der huisvrouw. Hoe geheel anders ziet het eruit bij het knappe moedertje, dat zelve van iets ouds iets nieuws weet te maken, dat kleine gaatjes en scheurtjes herstelt, voordat de kleeren ontoonbaar worden en man en kinderen als lompen om het lijf hangen; hoe anders dan bij de slordige, onachtzame vrouw, die nergens raad op weet en als er een nieuw stuk noodig is, het zuurverdiende geld nog ten overvloede naar de naaister moet brengen. Nu het onderwijs in de nuttige handwerken verplichtend is gesteld op de lagere school, bestaat er ten minste kans, dat hare dochters het allernoodzakelijkste zullen leeren, en misschien zal zij ertoe komen, om haar kind een jaar langer naar school te laten gaan, als zij ziet, dat het iets nuttigs tot stand leert brengen, en zij er zoo als vanzelf toe gebracht wordt, om het practisch voordeel van het schoolonderwijs te erkennen.

Dat de wetgever dus juist gezien heeft, toen hij het onderwijs in de vrouwelijke handwerken in bescherming nam, is, dunkt ons, aan geen twijfel onderhevig, en het is nu maar de groote vraag, hoe zijn voorschrift in de school ten uitvoer gebracht zal moeten worden. Menig onderwijzer menige onderwijzeres misschien ook heeft met een zekeren angst den dag zien naderen, waarop het nieuwe leerplan ingevoerd zou moeten worden, niet recht wetend, hoe de belangen van jongens en meisjes te vereenigen zouden zijn en hoe één onderwijzeres bij machte zou wezen, om eene heele klasse van ongeoefende jonge kinderen te gelijk in de allereerste geheimen der kunst in te wijden.

Zoo dus ooit van een boekje met volle recht gezegd kan worden, dat het »>in eene dringende behoefte voorziet", is het zeker van het bovengenoemde werkje van Mevrouw G. van Eyk-Hardeman, dat in heldere en duidelijke taal, zonder veel omhaal van woorden, den weg wijst in dezen doolhof van bezwaren en het streng classicaal onderwijs het eenige redmiddel noemt. Dat er aan deze methode voor de nog ongeoefende onderwijzeressen, in den eersten tijd vooral, tal van moeilijkheden verbonden zullen zijn, spreekt wel vanzelf; maar dat zij te overwinnen zijn, is ook reeds bewezen. Op blz. 29 deelt Mevrouw Van Eyk het leerplan mede van de kostelooze school B. te Haarlem

eene

(Hoofdonderwijzer de heer Graaff), dat in het gebruik is gebleken proefhoudend te zijn en waarvan haar de beste resultaten werden getoond. Voor scholen van meer uitgebreid lager onderwijs wordt op blz. 32 het leerplan voor het onderwijs in de nuttige handwerken aan de Rijksnormaallessen in Noord-Holland aanbevolen, waaraan instructie voor de onderwijzeressen toegevoegd is. Daarenboven verwijst Mevrouw Van Eyk naar het boekje van Mejuffrouw C. Waleson, waarvan dezer dagen het eerste gedeelte bij den boekhandelaar Kluitman te Alkmaar verschenen is, en waarin men een volledig leerplan voor het handwerkenonderwijs in de lagere school vinden kan. Dat het werkje van Mevrouw Van Eyk bovendien nog heel wat nuttige, ja, onontbeerlijke wenken en inlichtingen bevat, blijkt reeds genoegzaam uit de inhoudsopgave, die wij hierachter laten volgen. Op het inleidend woord volgt 1 Beteekenis van het onderwijs in de nuttige handwerken voor de school en in het leven. II De regeling van het handwerkenonderwijs in de school. 1. Klassikaal of hoofdelijk? 2. Leerplan. 3. Leermiddelen. 4. Grondstoffen. 5. Binnen of buiten de schooluren? 6. Ilulppersoneel. Wij raden dan ook alle belanghebbenden ten zeerste aan, om het boekje niet enkel te lezen, maar te bestudeeren, in de vaste overtuiging, dat niemand het onvoldaan uit de hand zal leggen, al is de wijze, waarop iedere leermeesteres hare individueele opvatting weet toe te passen en naar gelang van omstandigheden ten uitvoer te brengen, zeker ook in dit geval de allereerste en voornaamste voorwaarde tot het verkrijgen van een goed resultaat.

Het boekje, door Mejuffrouw Otto aan de bespreking der fraaie handwerken gewijd, verdient in een ander opzicht niet minder onze belangstelling. Al zullen de nuttige handwerken, uit den aard der zaak, altijd bovenaan staan in de schatting van het algemeen, omdat hunne practische toepassing meer in het oog springt en zij onontbeerlijker zijn in het dagelijksch leven, toch zal de meest strenge beoordeelaar na het lezen van bovengenoemd werkje moeten toegeven, dat fraaie handwerken nog iets anders en iets meer kunnen zijn dan Doogen bederven, tijd verspillen en vierkante ruitjes vullen", zooals men dikwijls hoort beweren.

>>Niet de laatste smaak, maar de goede smaak, het uitvloeisel van het nauwkeurig toepassen van de regelen der schoonheidsleer, moet het doel zijn, waarnaar wij met onze beste krachten streven"; die woorden van Mejuffrouw Otto zeggen genoeg, uit welk oogpunt zij het werk der kunstvaardige vrouwenhand wil beschouwd hebben, zoowel waar het de fraaie handwerken in den engeren zin betreft, als op het ruimer gebied van de huiselijke inrichting, het kiezen van meubels, sieraden en toilet. En wie zal, om zich heen ziende, niet moeten getuigen, dat er voor de Hollandsche vrouw op dat punt nog heel wat te leeren valt? De meesten hebben geen flauw denkbeeld van lijnen en kleuren, van evenwicht en symetrie, van de allereerste

beginselen van kunst en goeden smaak; een oordeel, hetwelk, helaas! door de critiek bevestigd werd bij gelegenheid van de tentoonstellingen, in de laatste jaren gehouden. De meesten zeggen wij, want er waren gelukkig op diezelfde tentoonstellingen ook dingen te zien, die in elk opzicht aan de regelen en wetten der schoonheid beantwoordden, getuige de vitrines der zustervereenigingen »Arbeid adelt" en ›Tesselschade" op de tentoonstelling te Arnhem in 1879.

om

Het is echter ontegenzeggelijk waar, dat het in den regel het nu zoo maar eens plat uit te drukken meer geluk dan wijsheid is, als een handwerk goed uitvalt en overeenkomt met het ideaal, dat der werkster zelve voor oogen stond, maar dat zij vaak niet anders dan en zigzag wist te naderen; en dat is weer het gevolg van de gebrekkige wijze, waarop het onderwijs in de fraaie handwerken tot nu toe gegeven werd. Wel tracht men tegenwoordig op de Middelbare scholen aan de meisjes eenig denkbeeld te geven van de onomstootelijke wetten der aesthetiek, maar de toepassing op het meest voor de hand liggende haar eigen werk blijft achterwege, en daarenboven is lang niet iedereen in de gelegenheid, om die lessen bij te wonen.

Voor haar, die voelen, dat er heel veel gebrekkigs is in de voortbrengselen van haar onverdroten ijver, en zich nog iets anders ten doel stellen dan het vlug afmaken van bonte kleedjes en kussentjes, van allerlei onmogelijke en onpractische dingen, die hare bestemming, om een sieraad te zijn, ten eenen male missen; voor haar meenen wij, zal het werkje van Mejuffrouw Otto eene welkome gave zijn. Het bevat een aantal wenken en raadgevingen, die ook meer ervarenen zich nog gaarne ten nutte zullen willen maken, en geeft middelen aan de hand tot eigen practische oefening.

December 1880.

J.

STAATKUNDE EN GESCHIEDENIS.

EEN MANIFEST VOOR HET ALGEMEEN STEMRECHT.

De scherpste satire op het lichtzinnig opdringen aan een volk van staatsinstellingen, waarvoor het niet rijp is, levert de bekende anekdote der installatie van het Egyptische Parlement. De presidentminister voerde de volksvertegenwoordigers in de vergaderzaal en beduidde hun, dat zij zich aan weerskanten van den voorzittersstoel moesten verdeelen, de grootste helft rechts, de kleinste links. Toen men hem naar de beteekenis dier verdeeling vroeg, antwoordde hij: de regeeringspartij moet aan de rechterzijde zitten en de oppositie, die de regeering bestrijdt, links. Waarop alle afgevaardigden dadelijk ter rechterzijde plaats namen, omdat zij de wettige regeering van hun land niet wilden bestrijden. Eene scherpe satire noemen wij dit sprookje, omdat het de ongeschiktheid van het volk voor ontijdige constitutioneele instellingen doet uitkomen; overal toch, waar de politieke vrijheid in de zeden is opgenomen, uit zich de vatbaarheid des volks allereerst en allerliefst in oppositie tegen de regeering en al hare organen, hoe ze ook heeten en vanwaar zij ook komen.

Al bestond er geene andere reden voor, dan zou men de politieke oppositie alleen daarom hoog moeten waardeeren. Het onophoudelijk op losse schroeven stellen, aan beginselen en behoeften toetsen van de instellingen en de wetgeving, het uit den treure uiteennemen en stuk voor stuk in alle onderdeelen bekijken en beoordeelen der staatsmachine, het eeuwig opponeeren en frondeeren in één woord is een verschijnsel van belangstelling in de publieke zaak, van den wensch, om de organisatie van den Staat zooveel mogelijk te volmaken. Mag het humeur van den onderzoeker er op den duur al onder lijden, zoodat hij ten slotte geen goed meer zien kan en een denigreerend knorrepot wordt, toch houden de onderzoekingen zelven hare waarde als blijken, dat de instellingen en wetten in het volksleven zijn opgenomen, dat men met zorg en nauwgezetheid nagaat, of ze wel overeenstemmen met de billijke wenschen der natie en de behoeften van den tijd.

Het manifest aan het Nederlandsche volk, een paar maanden geleden van het »comité voor algemeen stemrecht" uitgegaan, heeft daarom aanspraak op eene welwillende ontvangst en aandachtige overweging. Een manifest aan het Nederlandsche volk noemen wij het, ofschoon het den officieelen titel van »Adres aan de Tweede Kamer der Staten Generaal" draagt; immers een adres van 22 bladzijden druks, aan alle dagbladen toegezonden en in den boekhandel uitgegeven (te Amsterdam bij J. H. de Bussy), heeft eene wijdere strekking dan die van een gewoon verzoekschrift. De adres-vorm is blijkbaar alleen gekozen ter afwisseling van dien der brochure, waarin politieke wenschen en eischen plegen toegelicht te worden; wij gelooven althans, dat niemand meer verbaasd zou staan dan de één en twintig onderteekenaars van dit stuk, indien de Tweede Kamer die heeren bij 't woord nam en, naar aanleiding van dit adres, »de Regeering uitnoodigde, of desvereischt zelve het initiatief nam tot eene herziening der Grondwet in dien zin, dat . . . het algemeen stemrecht voor de Rijks-, provinciale en gemeentelijke vertegenwoordiging in Nederland worde ingevoerd". Tot het Nederlandsche volk is het stuk, ook blijkens zijn toon, gericht, en ieder Nederlander, die in het daarin behandeld vraagstuk belangstelt, is verplicht de argumenten te overwegen, welke deze éénentwintig-mannen, waaronder de wetenschap en het staatsrecht vertegenwoordigers hebben, aanvoeren tot verdediging van de stelling, dat het beginsel van het algemeen stemrecht >> strookt met de behoefte van onzen tijd, en aan het Nederlandsche volk niet langer zonder schade voor zijne welvaart en zijne ontwikkeling kan worden onthouden".

Het voornaamste, nagenoeg het eenige motief der manifestanten bestaat hierin, dat onze tegenwoordige Tweede Kamer niet is eene ware vertegenwoordiging van het Nederlandsche volk. Men lette wel op de woorden; men beweert niet, dat de Tweede Kamer het Nederlandsche volk niet naar waarheid vertegenwoordigt, maar geene ware vertegenwoordiging is. Het onderscheid is niet, gelijk men bij eenig nadenken zal inzien, een eenvoudig, spitsvondig woordenspel, maar rust op een wezenlijk verschil, al verliest men het maar al te dikwijls, ook bij het bespreken der vraag van kieshervorming, uit het oog. De best samengestelde, dat is naar ontwijfelbaar juiste en wetenschappelijke beginselen verkozen volksvertegenwoordiging kan, wegens allerlei innerlijke gebreken, hare roeping slecht vervullen en zoodoende de politieke belangen der natie niet of gebrekkig bevorderen; daarentegen kunnen die belangen uitnemend bevorderd en de natie uitstekend vertegenwoordigd zijn door eene vergadering, welke op de gebrekkigste, meest onlogische en minst wetenschappelijke wijze is samengesteld en aangevuld. De geschiedenis van alle volken geeft zoovele voorbeelden van deze beide. gevallen, dat het voldoende is er hier op te wijzen, om het verschil

« PreviousContinue »