Page images
PDF
EPUB

letterkunde verdienstelijk hebben gemaakt. In 1879 werd hij verdeeld. tusschen Mevrouw Bentzon en Jules Clarétie, in 1880 tusschen André Theuriet en Albert Delpit. De andere prijs werd door den bekenden Baron De Montyon (1733-1820), den Baron Taylor van de achttiende eeuw, reeds in 1782 gesticht. Hij bestaat want wij hebben hier niet te maken met den door denzelfden vermogenden menschenvriend uitgeloofden prix de vertu tot belooning van zelfopofferende menschenliefde uit eene som van fr. 16,000 tot fr. 17,000, jaarlijks uit te keeren aan schrijvers van werken, die geacht worden »utiles aux moeurs" te zijn. Ook hier heeft de stichter het oordeel der Académie, alsmede hare bevoegdheid tot splitsing, zoomin mogelijk gebonden; wanneer een of meer werken maar voldoen aan den eisch van nuttigheid voor de goede zeden, dan kunnen zij voor den prix-Montyon in aanmerking komen. Dat er volstrekt niet aan de beteekenis van zedekundigen of stichtelijken inhoud wordt gehecht, toont de lijst der werken, aan welke de Académie met een verlicht oordeel en gezond verstand een deel van dezen prijs pleegt toe te kennen. Zoo werden in 1880 daarvan gegeven: vier premiën van fr. 1500 aan werken uit het gebied der natuurwetenschappen, Desbeaux Le Jardin de Madlle Jeanne, Hément De l'instinct et de l'intelligence, Girard Métamorphoses des insectes, en Flamarion Astronomie populaire; twee even groote aan reis- en volksbeschrijvingen, van Gourdault betrekkelijk Zwitserland en Edmond betrekkelijk Egypte; voorts van hetzelfde bedrag aan de Mémoires de Cendrillon van Edm. Texier en Lasenne, en aan de historische studie van Douen over de eerste Protestantsche kerkleeraars (pasteurs du désert) in Frankrijk. Twee prijzen van fr. 2500 werden toegekend aan een belangrijk werk van Legrand over de geschiedenis van het huwelijk in Frankrijk, en aan de Poesies Canadiennes van den jongen Canadeeschen dichter Louis Fréchette. In 1879 werd de prix-Montyon verdeeld in twee premiën van fr. 1500, vier van fr. 2000 en twee van fr. 2500. De eersten vielen te beurt aan La mission de Jeanne d'Arc van Godefroy, een historisch werk, en aan den jongen dichter Lucien Paté; de volgende vier aan eene levensbeschrijving van Vauban, aan Simonin, den schrijver van boeken over staathuishoudkunde en handelswetenschappen, aan eene geschiedenis van de begrippen op onderwijsgebied in Frankrijk, en aan Dantier's Les femmes dans la société chrétienne. De beide hoogste aandeelen werden toegewezen aan Bonneau-Avenant voor zijne Histoire de la duchesse d'Aiguillon, een boek, vol belangrijke bijzonderheden betrekkelijk den Kardinaal De Richelieu en zijne tijdgenooten, en aan Hector Malot voor zijn Sans famille. Deze onderscheidingen werden verleend na lezing en beoordeeling van een aantal ingezonden boeken, aan velen waarvan eervolle vermeldingen plegen toegekend te worden. Gelijk men zien zal, komen onder al de werken, waaraan deze prijs in de beide laatste jaren werd toegekend, telkens behalve een bundel

gedichten eene opzettelijke hulde aan de poëzie maar twee eigenlijke letterkundige producten voor: de Mémoires de Cendrillon in 1880, en Hector Malot's verhaal in 1879; de groote meerderheid der boeken, die »utiles aux moeurs" werden gekeurd, behoorde tot het gebied der historische en natuurwetenschappen. Neemt men daarbij nog in aanmerking, dat het in 1880 bekroond letterkundig werk een meer phantastisch en poëtisch karakter droeg, dan zal men de bedoeling kunnen begrijpen, waarmede de Fransche Académie een zoo doodeenvoudig en natuurlijk verhaal als Alleen op de wereld bekroonde. Zij wilde een protest uiten tegen de slechte school van het dolend naturalisme en hulde brengen aan den gevierden Schrijver, die cette fois een geheel nieuw genre had aangenomen, dat hem zonder twijfel in de oogen der lezers van zijne vroegere lettervruchten niet zal doen rijzen, maar hem in de schatting van alle oprechte vrienden der schoone letteren verhoogt.

Aan de bedoeling, waarmede About zijne Histoire d'un brave homme schreef, valt nog minder te twijfelen. Het is bekend en werd nog vóór het verschijnen van den roman nadrukkelijk verkondigd, dat hij de pen heeft opgevat met het bepaalde doel, om eens wat anders en beters te leveren dan de school van Émile Zola. Om hem in dit meermalen geuit, doch maar niet tot wezenlijkheid overgaand voornemen te stijven, hadden 's mans huisvrienden en bewonderaars hem diets gemaakt, dat zijne vrouw dol verlangde naar eene zekere diamanten parure; om die te kunnen betalen, moest de roman geschreven en aan een uitgever verkocht worden. De waarheid van dit verhaal zal men bij de lezing van het boek bevestigd vinden. Het draagt in hooge mate den stempel van besteld of althans tendenz-werk, en wij kunnen wel aannemen, dat het juweelkistje van Mevrouw About door dezen roman meer verrijkt is dan de Fransche letterkunde.

De groote verdiensten ervan zijn niet te miskennen, en de les, die door elken regel heenschemert: de heilzame invloed van kunde, karakter en menschlievendheid op de materieele welvaart en zedelijke ontwikkeling van een ruimen kring, is zonder twijfel eene van de beste waarheden, die een schrijver zijnen landgenooten op het hart kan drukken. Maar met dat al is About's roman wat al te zoetsappig, te brave-Hendrikachtig van toon; alle menschen zijn er even voortreffelijk en braaf, en de eenige uitzondering op den algemeenen regel, waarover nader, is niet zeer oordeelkundig geplaatst. Licht mogelijk, dat de Schrijver van den zeer lossen roman, dien wij in den aanhef aanhaalden, in den toestand verkeerde, dien Cats schetst met de woorden als morsige lieden kuisch worden, schuren zij de potten van. achteren; dat hij, voortgedreven door de zucht, om oude zonden te vergoeden, de verstandige les van den fabeldichter heeft voorbijgezien :

[ocr errors]

„Faut d'la vertu; pas trop en faut.
L'excès en tout est un défaut".

Zooveel is zeker, dat die lange rij van brave, plichtmatige en goede menschen ten slotte eentonig en afmattend op den lezer werkt en de frischheid en natuurlijkheid mist, die Alleen op de wereld zoo aantrekkelijk maken. De beschrijvingen van toestanden, waarover men uit About's geoefende pen geestige en scherpzinnige bijzonderheden verwacht, stellen uit dien hoofde teleur: de schets bij voorbeeld, door hem van den politieken toestand van Frankrijk tijdens de Juli-monarchie gegeven, wordt kleurloos en onbeduidend, wanneer men haar vergelijkt met Louis Reybaud's Jérôme Paturot, dat meesterstuk van vernuft en satire. Kortom, van De familie Dumont kan tot zekere hoogte gezegd worden, wat eenmaal van des Schrijvers Ahmet le fellah werd getuigd, dat op elke bladzijde de tartine (het bestelwerk, tendenzwerk) door de regels heengluurde. Wie de pen opneemt met een ander dan een zuiver aesthetisch doel

en men neme het woord stelt zich aan groote aesthetisch hier in den ruimsten zin op gevaren bloot, waarvoor en oefening hem volstrekt niet vrij

waren.

talent

Voor de leidende gedachte van het boek kunnen wij slechts lof overhebben. De Schrijver gaat uit van het standpunt der erfelijkheid. van deugd en braafheid en schildert ons na den harden, doch werkzamen grootvader den plichtgetrouwen, onvermoeiden vader en zijn held zelf, die de voorvaderlijke deugden, veredeld en beminnelijk gemaakt door kennis en door het besef van de plichten, uit den nauwen samenhang van elk individu met de maatschappij, waarin hij leeft, voortvloeiende, met nauwgezetheid en gelukkige uitkomsten in practijk brengt. De opvolgende hoofden van het geslacht Dumont handelen in overeenstemming met de schoone lessen van zelfopoffering en naastenliefde, die de vader in Victor De Laprade's keurig gedicht Le droit d'aînesse zijn jongen zoon op het hart drukt. Het eerstgeboorterecht brengt mede, dat men den zwaarsten post bezet, waar de hardste arbeid te doen, het grootste gevaar te trotseeren is, zijne jongeren beschermt en bijstaat in den strijd des levens, en hun, eerder dan zichzelf, zelfopofferend en blijmoedig de vruchten van zijne noeste vlijt te genieten geeft (). Het is eene geestverheffende gedachte, eene flinke opwekking, om den strijd des levens moedig te ondernemen, waarop deze

(*) Wie het gedicht in het oorspronkelijke willen lezen, verwijzen wij naar de tweede uitgave der Perles de la poésie Française contemporaine, onlangs bij H. Pyttersen Tz. te Sneek uitgegeven. De bewerker dezer bloemlezing is even keurig te werk gegaan voor den inhoud als de uitgever voor het uiterlijk. Schoon de inhoud, wat niet met alle tweede uitgaven het geval is, belangrijk is veranderd en uitgebreid, sedert het boekske voor het eerst verscheen, is daarop nog ten volle het gunstig oordeel van toepassing, dat dit tijdschrift er destijds (April 1877) over velde. Met hunne beste producten, voor zoover de afmetingen dat gedoogden, vindt men de voornaamste Fransche dichters der laatste vijftig jaren hier vertegenwoordigd.

roman is gegrond; te meer jammer daarom, dat de aesthetische fout, waarop zoo even gedoeld is, het gemis van koloriet, het werk eentonig en weinig boeiend maakt.

Het ware echter te wenschen geweest, dat About zijn roman, tot verbreiding van eene gezonde zedeleer en van beproefde levensbeginselen voor den individu geschreven, ook tevens dienstbaar hadde gemaakt aan de verbetering van collectieve karakterfouten zijner landgenooten. In zijn werk, dat de geschiedenis van de laatste veertig jaren omvat, wordt onder anderen de Fransch-Duitsche oorlog behandeld geheel in den geest der bij de onbeschaafde volksklasse in omloop zijnde legenden. Men kent het verhaal van het slachtoffer van een oorlog, die, door zijne verliezen aan het tobben geraakt, voor zichzelf tot de overtuiging was gekomen en die door allerhande spitsvondige redeneeringen en bewijsgronden ook bij anderen wilde vestigen, dat de geheele oorlog alleen om zijnentwille, om hem te gronde te richten, ondernomen was. Van dergelijke hallucinatiën heeft ons de geschiedenis der Fransche natie in de eerste jaren na 1871 menig staaltje bewaard. Het zijn voorbijgaande verschijnselen, noodwendige. gevolgen van oorlogsgruwelen, de nawerking der febris bellica (die men gerust ook bellua noemen kan); als zoodanig kunnen zij alleen door den tijd genezen en zou het niet baten, daartegen veel te spreken en te schrijven (*). Maar een auteur handelt verkeerd, met de geschiedenis van zijn tijd op te vatten van datzelfde lage en ziekelijke standpunt; vooral, waar hij ter zedelijke verbetering de pen voert, behoort hij zich boven de bekrompenheid zijner landgenooten te verheffen, hen op de voortwoekerende overdrijving en vervalsching der legende opmerkzaam te maken en aldus te voorkomen, dat de door angst geteelde, door haat, domheid of tijdelijke verblinding verwrongene voorstelling langzamerhand tot officieele, historische waarheid wordt verheven. In dit opzicht nu geeft de roman van een braaf man aanleiding tot ernstige bedenking. De oorlog met Duitschland wordt daarin met de grootste eenzijdigheid voorgesteld; de »wreedheden" en >plunderingen" van de Pruisen en Beieren doen er denzelfden dienst als in de volksblaadjes van 1871 en 1872; ja, het huishouden der laatstgemelde troepen in de, in eene opene stad gelegen, fabriek van den held wordt beschreven naar het model der hallucinatie van het

slachtoffer, waarop wij zoo even doelden. Een voormalig werkman

(*) Hoe ver en hoe hoog zelfs deze ziekte zich kan uitbreiden, blijkt onder anderen uit de volgende zinsnede van een brief, door den zeventigjarigen bestuurder der Bibliothèque Mazarine te Parijs, Silvestre de Sacy, 9 Augustus 1870 aan zijn buiten de hoofdstad gevestigden zoon, wiens vrouw op het punt stond het getal zijner kleinkinderen te vermeerderen, geschreven:,,Ayez le plus d'enfants que vous pourrez, malgré la dureté des temps, et élevez les dans la haine de tout ce qui porte le nom de. . . .”

Eugène Labiche, die in zijue intreerede als De Sacy's opvolger in de Fransche Académie op 25 November 1880 dezen brief aanhaalde, vulde de zinsnede niet aan. Daar dit schrijven als een bewijs van ,,vaderlandsliefde" werd te pas gebracht, valt het niet moeilijk, de ontbrekende_woorden te raden.

[ocr errors]

der fabriek, die dus blijkbaar als spion was vooruitgezonden en dan ook, onder het voorwendsel van naar de natuur te teekenen, de streek nauwkeurig opgenomen had, treedt als wegwijzer voor de plunderaars. op, weet de brandkast met een millioen francs waarde aan toonder uit hare schuilplaats op te graven; doorzoekt gelukkig vergeefs! de geheele fabriek, om de koperplaten, waarop de daar gebruikte ornamenten ter versiering van het porselein waren gegraveerd, te bemachtigen; pakt de voorhanden zijnde goederen, de modellen en kunstwaardige. voorwerpen zorgvuldig in, opdat alles, in drie extratreinen, behouden naar Duitschland zou overgezonden kunnen worden: kortom, we raken. bijna onder den indruk, dat de oorlog van 1870 eigenlijk door Duitschland werd ondernomen, enkel en alleen, om de porseleinfabriek van Pierre Dumont te Courcy uit te plunderen en diens vermogen weg te stelen.

[ocr errors]

Dezelfde bedenking geldt de voorstelling van het tweede Keizerrijk als het toppunt van alles, wat slecht en gemeen was, van onderdrukking, zedebederf, dompergeest en wat niet al meer. De eenige slechte figuur van den geheelen roman, die er trouwens maar even, terloops in genoemd wordt, is een commissaris van politie, beambte van de keizerlijke regeering; alle ambtenaren vóór den staatsgreep van 1852 en na 4 September 1870 worden als halve engelen uit den hemel voorgesteld; als zwarte duivelen, die al het goede tegenwerkten en alleen op kwaad en onderdrukking zonnen, zij, die tijdens het tweede Keizerrijk hun vaderland dienden. Gewis, de nagedachtenis van Napoleon III draagt eene zware verantwoordelijkheid jegens het Fransche volk, maar toch mogen wij niet voorbijzien, dat het land. gedurende de twintigjarige regeering van den tweeden keizer veel voorspoed en welvaart heeft genoten; dat voor den toestand der arbeidende klasse voornamelijk, door het initiatief van Napoleon III zelf en van de vele eminente mannen, die hij tot zijne raadslieden wist te kiezen, veel is gedaan en nog meer voorbereid, waarvan volgende regeeringen de vruchten plukken en den roem inoogsten zullen. Wie het wel meent met zijn volk en het opleiden wil tot rechtvaardigheid en onpartijdigheid, moet den moed hebben van tegen verkeerde, onbillijke modedenkbeelden op te treden en niet schromen, om tegenover de algemeene minachting, waarmede een geheel tijdvak der hedendaagsche geschiedenis zonder uitzondering geschandvlekt wordt, te wijzen op de lichtzijde van het duister tafereel. Nog beter en edeler zou hij handelen, zoo hij met en voor het volk de redenen naspoorde, waarom een land zoovele jaren achtereen onder eene slechte regeering gebukt kan gaan, redenen, die minder bij de regeerders dan bij de geregeerden gezocht moeten worden en de namen dragen van: partijdigheid, lichtzinnigheid, bekrompenheid.

« PreviousContinue »